Blustoestellen moeten in een gebouw zodanig worden geplaatst dat bij een calamiteit het blustoestel zo snel mogelijk kan worden ingezet. Blustoestellen moeten zichtbaar en toegankelijk zijn. In de praktijk betekend dit dikwijls dat de locatie van het blustoestel middels een pictogram wordt aangeduid, dat de loopafstand naar een blustoestel niet meer dan 30 meter mag bedragen en de onderlinge afstand van twee blustoestellen niet meer dan 60 meter mag zijn.


In de nieuwe NEN 4001 norm wordt aangegeven hoeveel brandblussers er eigenlijk geplaatst moeten worden. Daarbij wordt uitgegaan van een aantal factoren namelijk: 
 Hoe groot is het risico op brand?
 Hoeveel mensen zijn aanwezig?
 Grootte van het gebouw? 

Hoe groter het risico en het aantal mensen en de grootte van het gebouw, hoe meer blussers u moet plaatsen. Bij een groot risico moet uitgegaan worden van ongeveer 1 brandblusser per 100 m2, bij het laagste risico moet u uitgaan van ongeveer 1 blusser per 300 m2. Dit moet wel een poeder- of een schuimblusser zijn. Een koolzuurblusser mag ook geplaatst maar deze moet dan extra geplaatst worden. Vergeet niet dat bij alle brandblusapparatuur een permanente aanduiding en identificatie aanwezig moet zijn. Dit is ook verplicht gesteld in de ARBO- en Europese regelgeving.

Geef een reactie